Vlieger (meetkunde)

Een vlieger

In de meetkunde is een vlieger een vierhoek waarbij de aanliggende zijden twee aan twee even lang zijn.

De oppervlakte van een vlieger is gelijk aan:

O p p . = A C ¯ B D ¯ 2 {\displaystyle \mathrm {Opp.} ={\frac {{\overline {AC}}\cdot {\overline {BD}}}{2}}} .

Hierin staat A C ¯ {\displaystyle {\overline {AC}}} voor de lengte van de diagonaal AC.

Eigenschappen

  • Een vlieger is orthodiagonaal, dus de diagonalen staan loodrecht op elkaar.
  • Bij een vlieger wordt een van de diagonalen door de andere loodrecht doormidden gesneden.
  • Een vlieger is een raaklijnenvierhoek, en heeft dus een ingeschreven cirkel.
  • Een vierkant is een bijzondere vlieger: de twee paren aanliggende zijden zijn ook gelijk aan elkaar. Een vierkant heeft niet alleen een ingeschreven maar ook een omgeschreven cirkel.
  • Een ruit is ook een bijzondere vlieger met vier gelijke zijden.

Ruimtelijke figuur

De ruimtelijke figuur, opgebouwd uit regelmatige vliegers, heet een trapezoëder.